Leeswijzer

Dit verslag bevat achtereenvolgens: een korte profielschets, gevolgd door de invulling die ik heb gegeven aan de vier rollen van een onderwijsprofessional zoals die binnen het Fontys BKO-traject worden onderkend: de onderwijsconstructeur, de vakinhoudelijk begeleider, de examinator en de bewuste docent. Bij elke rol is een aantal bewijsstukken toegevoegd. Deze zijn te openen door de groene knoppen te gebruiken.

Constructeur Onderwijs

Binnen het S-team is de vakeigenaar over het algemeen verantwoordelijk voor het opzetten van het lesmateriaal. Omdat ik in het vorige en huidige semester niet in die rol het meegedraaid, heb ik geen nieuw lesmateriaal ontwikkeld.

Wel heb ik, bij het voorbereiden van lessen zelf aanvullende oefeningen opgezet en aanpassingen gemaakt aan bestaand presentatiemateriaal. Een voorbeeld hiervan is te lezen in de verantwoording van de te bezoeken les. Het betreft hier een les uit het vak SE2, dat gegeven wordt aan eerstejaars studenten in hun tweede semester. Het voornaamste doel van dit vak is studenten de eerste stappen te laten zetten op hun pad naar een professioneel software ontwikkelaar.

Dit onderwerp ligt erg dicht bij mijn eigen passie en expertise. Dit was ook een van de redenen dat ik dit vak graag wilde geven. Vakinhoudelijk heb ik alle kennis hiervoor namelijk paraat, zodat ik me bij het uitvoeren hiervan volledig op de didactische aspecten kon richten. De voorbereidingstijd voor de lessen zat dan ook voornamelijk in het selecteren van werkvormen.

De lessen binnen dit vak zijn eigenlijk vrij traditioneel van opzet. Bij aanvang is er een instructie waarna studenten met oefeningen en opdrachten aan de slag gaan. Voor deze specifieke les heb ik als aanvulling op de sheets een tweetal werkvormen toevoegd om studenten actiever met de stof aan de slag te laten gaan.

  1. Het idee achter de eerste werkvorm "groepsgewijze definitiebepaling" was het activeren van voorkennis van studenten en direct een basis te leggen voor het onderwerp dat op de agenda stond. De studenten gingen actief aan de slag in groepen en deelden hun definitie via de DLWO Canvas. Deze heb ik vervolgens klassikaal doorgenomen en toegelicht.

    Zelf was ik redelijk tevreden over deze vorm; het vormde een actief begin van de les en legde een mooie basis. Als feedback vanuit mijn BKO-assessor Marie-Louise van Lieshout kreeg ik terug dat hoewel het goed was "[..] om een definitie te vragen [...] Waarom ga je de definitie uitleggen?" Daarbij had gaf zij het advies: "geef studenten het woord om definitie te verduidelijken en mogelijke vragen te onderkennen." Dat had de werkvorm inderdaad nog sterker gemaakt.

  2. De tweede werkvorm was een programmeer-oefening, waarbij studenten in drietallen moesten samenwerken om een bestaand stuk code te voorzien van unit-tests, een proces dat ik voorafgaand aan deze oefening heb gedemonstreerd. Hier was direct ervaring op doen met de materie het belangrijkste leerdoel. Ondertussen liep ik rond door het lokaal, keek mee over schouders en stelde vragen om een beeld te vormen van het proces.

    Ook deze vorm pakte mijns inziens goed uit. Bijna alle studenten gingen actief aan de slag en er klonken levendige discussies bij diverse groepen. Als tip voor deze oefening kreeg ik van Marie-Louise nog het volgende mee: "Probeer tijdens de begeleiding van de FizzBuzz oefening het groepje te betrekken bij de vraag van een student van het groepje." Door de groep zelf de antwoorden laten zoeken voor hun mede-student wordt het leereffect groter.

Al met al ben ik redelijk tevreden over hoe de zelf bedachte en gekozen werkvormen uit de verf kwamen; de verbeterpunten zal ik de volgende keer zeker in mijn achterhoofd houden. Omdat ik nog heel erg zoekend ben naar wat de rol van docent precies inhoudt, kost het voorbereiden en selecteren van de werkvormen mij nog relatief veel tijd, waardoor ik er minder vaak aan toekom dan ik zou willen. Daar komt bij dat, omdat ik niet goed achteraf heb gecontroleerd in hoeverre de studenten alles begrepen heb ik niet echt een goed beeld van de effecitiviteit van mijn werkvormen. Dat is iets waar ik meer op moet letten.


Vakinhoudelijk Begeleider

De afgelopen twee semesters heb ik lesgegeven aan diverse klassen eerstejaars studenten in hun tweede semester en aan een klas deeltijdstudenten. Binnen FHICT is het deeltijd-onderwijs nog erg klassiek ingericht: veel frontaal lesgeven met lange presentaties. Het curriculum van voltijdsonderwijs zit moderner in elkaar; in de meeste vakken zijn wel een aantal activerende werkvormen opgenomen en wordt veel gebruik gemaakt van werkcolleges en projectmatig onderwijs.

In de les heb ik tot nu toe heel erg geleund op mijn enthousiasme en vlotte presentatiestijl. Meestal lukt het wel een interessant verhaal te vertellen op een manier die studenten aanspreekt. Didactisch gezien schiet ik daarmee mijn doel wel enigszins voorbij, omdat deze frontale manier van lesgeven een zeer laag leerrendement oplevert. Daarom ben ik het afgelopen semester bezig geweest met het toepassen van meer actievere werkvormen. Dat is een proces van vallen en opstaan, maar ik heb wel het idee dat ik hierdoor een rijkere leeromgeving kan creëren waarin het voor studenten makkelijker is kennis op te doen op een manier die aansluit bij hun eigen leerstijl.

De laatste tijd ben ik me ook gaan verdiepen in het gebruik van technologie in het klaslokaal, en dan met name tools die onderwijsondersteunend kunnen werken. Vanuit de werkgroep TEL zijn we constant aan het kijken naar oplossingen voor didactische vraagstukken. Hier zijn al diverse interssante hulpmiddelen uit naar voren gekomen die ik in mijn lessen heb gebruikt, zoals wordclouds, Kahoot en Prezi.

Over het algemeen heb ik het idee dat studenten tevreden zijn over mij als docent en mijn lessen. Uit mijn laatste (en enige) studentenevaluatie kwam dit ook naar voren. Vanuit de feedback die ik kreeg op diverse lesbezoeken door mijn teamlead, Sander van Laar, mijn BKO-Coach en Saida Takmenti heb ik de voorzichtige conclusie getrokken dat ik op de goede weg ben. De verbeterpunten die zij me gaven probeer ik zo goed mogelijk mee te nemen bij mijn huidige en toekomstige lessen.

In de volgende video-fragementen wordt een beeld gegeven van hoe ik voor de klas sta (gebruik het wachtwoord 'bko' om de filmpjes te bekijken). Het eerste fragment laat het begin van een les zien, waarbij ik kort in ga op huishoudelijke zaken, een korte terugblik naar de vorige les doe en de leerdoelen uit de doeken doe:

01. Introductie les door Ruben Steins.

Daarna volgen enkele minuten instructie over het hoofdonderwerp van de les:

02. Instructie door Ruben Steins.

In het derde fragment beantwoord ik vragen van studenten:

03. Vragen van studenten door Ruben Steins.

Het vierde fragment laat kort de afsluiting van de les zien:

04. Afsluiting door Ruben Steins.

Ten slotte is hier de volledige opname van ongeveer een uur, ter referentie:

Wat heel goed naar voren komt uit de fragmenten is dat ik met enthousiasme een verhaal kan vertellen. Hierbij maak ik gebruik van de ruimte (rondlopen, zitten) en gesticuleer ik met mijn handen om mijn verhaal kracht bij te zetten. Over het algemeen straal ik daarmee een postieve energieke vibe uit. Minder te spreken ben ik over de lengte van mijn verhaal. Dat is in de fragmenten niet zo duidelijk maar in de volledige video wel. Ik ben erg lang aan het woord; de aandacht bij studenten verslapt dan ook na een tijdje. Deels komt dit door de hoeveelheid stof die er op het programma staat, maar ook door het gebrek aan variatie in werkvormen in deze les. Dit blijft een aandachtspunt voor mij; de ene les lukt het beter dan de andere.


Examinator

Het vak SE2 kent 4 summatieve toetsen. Hiervan bespreek ik de belangrijkste, de toets "object georiënteerd programma". Deze toets bestaat uit een individuele programmeeropdracht van 200 minuten, waarin de studenten op basis van een case-beschrijving een deel van een applicatie in elkaar moeten zetten. De toets wordt over het algmeen als moeilijk ervaren, deels vanwege de inhoud, deels vanwege de hoeveelheid werk. De beoordelingsmatrix van deze toets ziet er als volgt uit:

Elke rij bevat een onderwerp dat al eerder tijdens een van de lessen aan bod is gekomen. Voor elk van deze onderwerpen hebben de studenten de gelegenheid gehad om oefenopgaven te maken waarop ze dan feedback krijgen. Over het algemeen is het zo dat de studenten die deze opgaven trouw hebben gemaakt, vrij goed scoren op deze toets. Om dit gedrag te stimuleren kunnen studenten die inzet tonen door deze opgaven in te leveren, een bonuspunt verdienen.

Deze toets heb ik in april 2016 afgenomen. Tijdens het surveilleren heb ik de toets zelf ook gemaakt om een goed gevoel van de complexiteit en omvang te krijgen. Hoewel het veel werk is, leek het mij niet onmogelijk voor studenten om een goed resultaat te behalan. De toets sluit qua inhoud goed aan op de onderwerpen en leerdoelen die in de lessen aan bod zijn gekomen. Voor elk van de beoordelingscriteria is instructie gegeven, zijn er een of meerdere oefenopgaven beschikbaar gesteld en was er de mogelijkheid om daar feedback op te krijgen. Het eerste onderwerp "Klassendiagram omzetten" was zelfs onderwerp van een eerdere summatieve toets.

De resultaten van de toets waren niet goed. Een groot aantal studenten haalde een onvoldoende. Een enkele student heeft zijn voldoende te danken aan het bonuspunt. Het eindcijfer van de meeste studenten correleert vrij aardig met de mate waarin ze de oefenopgaven voor feedback hebben aangeboden. Hieruit blijkt dus duideljk dat als studenten actief oefenen, ze hun kansen op een voldoende aanzienlijk vergroten. Een aantal studenten verzuchtte dit ook na afloop van de toets: "Was ik maar voor dat bonuspunt gegaan."

Voor mijzelf is wel de vraag in hoeverre ik de studenten meer had kunnen prikkelen tijdens de lessen om eerder te kunnen vaststellen of kennis al dan niet aanwezig was. Uit de feedback die ik terugkreeg na de diverse lesbezoeken blijkt dat hier voor mijzelf in elk geval ruimte voor groei aanwezig is. Uit gesprekken met andere docenten kan ik wel concluderen dat gemiddeld de helft van de studenten deze toets de eerste keer niet haalt, waarmee de resultaten van mijn studenten niet ontzettend afwijken van die uit de andere klassen. Desalniettemin denk ik dat ik wellicht een aantal onvoldoendes had kunnen voorkomen door studenten meer te prikkelen.

Een onderdeel van deze toets is een feedback-gesprek over het resultaat. Hierin geef ik de studenten uitgebreide toelichting op hun resultaat en stel ik vragen om te achterhalen waar de hiaten in hun kennis zitten. Deze feedback ziet er (op papier) als volgt uit:

Vorig semester heb ik een aantal studenten een reparatieopdracht gegeven. Hier heb ik toen zelf een toetsopdracht voor opgesteld. Deze heb ik vervolgens aan de vakeigenaar van SE2, Jan Roelofson, laten zien voor feedack. Hij had nog wel wat opmerkingen, met name over de complexiteit, die hij aan de hoge kant vond. Omdat de studenten deze opgave niet onder tijdsdruk hoefden te maken en gebruik mochten maken van alle bronnen, vond ik dit acceptabel. Het belangrijkste vond ik echter zijn feedback dat "met wat je nu opgesteld hebt [...] de betreffende leerdoelen wat mij betreft echt goed te toetsen [zijn]."


Bewust docent

De afgelopen negen maanden heb ik met heel veel plezier voor de klas gestaan en samen met studenten aan hun toekomst gewerkt. Een van de voornaamste redenen om in het onderwijs te gaan was om een zinvolle bijdrage te leveren aan de maatschappij. Jonge mensen opleiden in dit mooie vakgebied geeft mij in die zin een hoop voldoening. Ondanks de hoge werkdruk en de radicaal andere invulling van mijn werkdagen, heb ik tot nu nog geen moment spijt gehad van mijn keuze om als docent verder te gaan.

Het BKO-traject heeft mij aardig wat handvatten gegeven om bewust om te gaan met het laten groeien van mijn didactische kwaliteiten. In eerste instantie had ik ook nog twijfels over mijn inhoudelijke kennisniveau maar deze angst bleek ongegrond. Mijn makkelijke manier van presenteren en verhalen vertellen heeft me zeker in het begin erg goed geholpen. Nu ben ik in een fase aanbeland dat ik ook echt bewust merk dat ik meer kan en moet doen in de klas.

De feedback uit de verschillende lesbezoeken is helder: zoek meer de interactie met studenten op. Daarnaast wil ik ook meer activerende werkvormen toepassen en minder zelf aan het woord zijn. Gelukkig wordt ik hierin gesteund door de visie van ons instituut. Nog meer dan ik de afgelopen maanden heb gedaan wil ik de komende tijd mezelf actief ontwikkelen op de volgende gebieden:

  1. Lessen structureel voorbereiden met een focus op het vinden van interessante, activerende werkvormen.

  2. Studenten actief betrekken bij mijn verhaal door veel meer te vragen (en minder mijn eigen verhaal te vertellen).

  3. Verder onderzoek doen naar de rol van technologie in de klas (vanuit de werkgroep TEL) en hierover ook advies te geven aan collegae.